Fiatgeld is geld dat van de overheid toestemming heeft gekregen om als wettig betaalmiddel te fungeren. Het ontleent zijn waarde aan deze toestemming en niet aan zijn intrinsieke waarde, zoals gouden of zilveren munten. De term fiatgeld is een redelijk bekende term. Toch weet niet iedereen wat deze term precies inhoudt en hoe mensen in de geschiedenis met geld om zijn gegaan. Vandaar dat we deze les geschreven hebben.
✔️ Fiatgeld heeft zijn waarde omdat er goederen en diensten mee gekocht kunnen worden.
✔️ In Europa zijn bijna alle centrale banken in handen van de overheid, behalve in Zwitserland waar ze 100% privaat zijn en in België waar ze voor 50% in het bezit van de overheid zijn.
De term fiatgeld is een redelijk bekende term. Toch weet niet iedereen wat deze term precies inhoudt en hoe mensen in de geschiedenis met geld om zijn gegaan. Vandaar dat we deze les geschreven hebben.
Fiat (toestemming) geld ontleent zijn waarde aan het vertrouwen dat er goederen en diensten voor gekocht kunnen worden. Een overheid dwingt dit af door het te bestempelen als wettig betaalmiddel, waardoor je het wel moet aannemen bij een ruil. De materiële waarde ervan is miniem tot 0 over het algemeen.
Het doel van fiatgeld is om erop toe te zien dat er genoeg geld in omloop is om te kunnen betalen voor alle goederen en diensten. Is er te weinig fiatgeld dan kunnen producten niet afgenomen worden. Bij een overschot krijgen we te maken met inflatie.
Fiatgeld heeft meestal geen intrinsieke waarde, in tegenstelling tot bijvoorbeeld goud of zilver.
In de prehistorie ruilden mensen met elkaar. Iedereen vervulde zijn taak. Het doel was simpelweg genoeg te eten te hebben en een plaats om te overleven. Je ruilde feitelijk tijd. De mannen gingen op jacht en in ruil daarvoor gingen vrouwen en kinderen minder gevaarlijke wezens als knollen en citroenen bemachtigen en maakten de vrouwen kleren. Prima geregeld voor lange tijd.
Op een gegeven moment werden niet bederfelijke waren als een soort geld gebruikt. Te denken valt aan wapens en gebruiksartikelen.
In deze tijd werden bronzen voorwerpen als betaalmiddel gebruikt. Bronzen ringen en ribben van vrijwel gelijk gewicht werden gebruikt om voor van alles te betalen.
In Mesopotamië gebruikte men rond 2500 voor Christus zilver als standaard. Dit was allemaal vastgelegd op kleitabletten en zodoende weten we dat. Een zilveren staaf werd gewogen en waar nodig in stukken gehakt. Volgens historici werd speciaal hiervoor het spijkerschrift uitgevonden.
Koning Hammurabi van Babylonië was een wijs man. Hij vond rond 1760 voor Christus een handelstransactie in zilveren munten zo belangrijk dat hij daar getuigen bij eiste. Babylonië werd door zijn scherpe inzichten een machtig en welvarend rijk.
In China werden rond 1500 voor Christus Kaurischelpen gebruikt als betaalmiddel. Zelfs tot in de 20e eeuw kon je hier mee betalen! Eerst moest je twee schelpen betalen voor een vrouw, maar in de 19e eeuw was dat al opgelopen tot 1000. Blijkbaar worden vrouwen steeds meer gewaardeerd.
Tegen 700 voor Christus stapten de Chinezen over op geld gemaakt van papier. De schelpen waren waarschijnlijk op. Het voordeel van zo’n valuta is dat er geen beperkte voorraad van is, zoals bij goud en zilver.
De eerste officiële munten werden in Lydia geslagen door koning Alyattes rond 640 voor Christus. Deze waren gemaakt van electrum, een mengsel van zilver en goud. De laatste koning van Lydia ken je waarschijnlijk wel vanwege het spreekwoord “zo rijk zijn als Croesus”. Deze sloeg als eerste een gouden munt en zorgde hierdoor voor enorme rijkdom voor dit kleine stadstaatje. Zelfs gewone burgers werden handelaren en begonnen de eerste soort winkels, waarin felbegeerde goederen als parfum en cosmetica verkocht werden aan klanten uit de hele toen bekende wereld.
Tegen 550 voor Christus betaalden Grieken al met Drachmen, hetgeen een hand vol betekent. Dit waren zilveren munten met een vast gewicht.
Alexander de Grote (356-323 v. Chr) kon dan niet achterblijven. Hij verzon een door de overheid uitgegeven munteenheid met een officieel stempel om de waarde en kwaliteit te garanderen, waardoor het een wettig betaalmiddel werd. Hij was echter wijs genoeg om per streek ook andere betaalmiddelen toe te staan, zeker gezien zijn snelle uitbreidingen. Muntgeld begon mainstream te worden.
Egypte was rond 300 voor Christus bekend om zijn graanbanken, waarbij je met graan voor goederen kon betalen.
De Romeinen namen alles met een korrel zout, dus bedachten ze dat je daarmee ook best kon betalen. Soldaten kregen hun salaris in zout, dat een van de kostbaarste specerijen was in die tijd en dan ook bekend stond als het witte goud. Salaris betekent zoutrantsoen.
Tempels waren sinds Babylonië een soort banken, omdat priesters als hele eerlijke mensen werden gezien. Julius Caesar maakte hier een einde aan, want het ging er allemaal veel te eerlijk aan toe. Hij richtte de eerste echte banken op en die werden op een heel eerlijke manier stinkend rijk door geld uit te lenen tegen rente. Bekende stabiele munten uit die tijd waren de gouden aureus en de zilveren denarius.
Rond het jaar 1000 maakten de Yuan en Ming dynastie in China gebruik van papiergeld. Handelaren moesten edelmetalen meenemen bij de handel en vonden dat maar lastig. De overheid gaf wissels uit die handelaren konden kopen voor edelmetalen om de handel te vergemakkelijken.
In de tijd van Dzjenghis Khan werd papiergeld als officieel betaalmiddel gebruikt bij de Mongolen.
Tijdens de kruistochten werd de Orde van de Tempeliers opgericht. Deze ridders hadden een gelofte van armoede afgelegd en al hun bezittingen kwamen in het bezit van deze orde. Zo werden ze schatrijk. Verhalen rond opgravingen bij de Al Aqsa Moskee, waarbij ze de schat van de Tempel van Salomo naast Bijbelse relieken hadden gevonden, waren waarschijnlijk leuke legendes.
Een meer voor de hand liggende verklaring voor hun rijkdom lag in het feit dat ze alle bezittingen kregen van elke ridder en hun uiteenlopende bronnen van inkomsten, zoals giften, belastingen, kerkelijke inkomsten en nog veel meer. Ze hadden overal de hand in en werden op een gegeven moment de bankiers van de koningen en pausen, tussen 1100 en 1300.
De Franse koning, Philips de Schone, had heel veel geld van de Tempeliers geleend. Op vrijdag de dertiende in het jaar 1307 had deze koning een oplossing voor zijn geldprobleem gevonden. Verklaar ze tot ketters, in samenwerking met paus Clemens de 5e, die ook veel van ze geleend had en steek ze allemaal in de fik. 18 maart 1314 werden alle leiders wegens ketterij verbrand.
Jacques de Molay, de grootmeester van de orde, riep terwijl hij verbrand werd dat zowel de koning als de paus binnen een jaar zouden sterven. Zo gezegd, zo gedaan, binnen een jaar gingen ze allebei de pijp uit. Er hangt nog altijd een soort van magische sluier over de Tempeliers.
In Europa werd papiergeld geïntroduceerd met de wissel. Handelaren en goudsmeden zagen er het nut wel van in. Handelaren konden nu rondreizen en handelen zonder dat ze goed zichtbare en zware edelmetalen bij zich hoefden te hebben. Ze konden voor hun handelswaar wissels vragen die ze later in konden wisselen voor goud of ander edelmetaal.
De goudsmid bedacht iets heel slims. Hij zag dat er veel goud in bewaring werd gegeven bij zijn kluis, maar dat niet alles in één keer werd opgehaald. Dus ging hij goud uitlenen en bankieren. Dat ging natuurlijk goed tot er een “bankrun” kwam en hij failliet ging. Zodra mensen in de gaten kregen dat goudsmeden niet alles in fysieke reserves hielden ging iedereen natuurlijk zo snel mogelijk zijn geld halen.
Een leuk intermezzo is de geschiedenis van de tulp. Er was sprake van een bubbel en een fear of missing out, bekende kreten uit de crypto wereld. Rond 1600 werd deze tulp uit Turkije enorm populair in hoge kringen. De dames droegen hem in hun decolleté op galabals. Door een virusinfectie kregen de bloemen felgekleurde vlammen, hetgeen de populariteit enorm verhoogde.
In 1623 betaalde je voor een tulpenbol zo’n duizend gulden, 7 keer een jaarinkomen. De Semper Augustus spande de kroon en ging over de toonbank voor 6000 piek. In 1636 spatte deze zeepbel uiteen. Waarschijnlijk bedacht een slimmerik dat je ook zelf tulpen kon kweken en toen dat genoeg mensen deden trad de verwatering door overschot aan aanbod op.
Het woord bank komt uit het Italiaans. Een banca was een parkbankje waar ze handelszaken dreven. Banken hadden goed gekeken naar de goudsmeden en hielden slechts een kleine fractie eigen vermogen aan. In de 17e eeuw gaf de Bank van Amsterdam biljetten aan toonder uit, waarmee je kon overgaan tot de wissel in specie, dat wil zeggen edelmetaal, terug te vragen. Al snel volgde de Bank of England en de Banque de France. De laatste crashte in 1721.
Fiduciair geld is vaak gebruikt om grote omwentelingen als revoluties mee te betalen. Hier staat dus geen enkele dekking tegenover. Dit eindigt meestal in een hyperinflatie en het einde van dit geld.
De gouden standaard, ook wel goudstandaard genoemd, werd in 1816 ingevoerd, zodat internationale handel eenvoudiger werd. Door de vaste waarde per munteenheid in goud wisten handelaren waar ze aan toe waren. Dit systeem bleef bestaan tot in de 20e eeuw.
Papiergeld kon je altijd omwisselen voor goud. Goud is echter niet altijd hetzelfde waard. Dat is niet handig voor een internationaal ruilmiddel.
Als er op een gegeven moment veel meer economische activiteit is kun je de hoeveelheid goud niet zomaar verhogen. Hierdoor remt het de groei. Het einde van de gouden standaard was aanstaande door globalisering en verhoogde economische activiteit in de wereld.
In 1912 organiseerde JP Morgan, een puissant rijke bankier, op zijn privé eiland Jekyll Island een bijeenkomst. Zijn plan was om samen met andere hele rijke families, die 25% van de wereld bezaten, een bank op te richten. Bekende aanwezigen waren de families Rockefeller, de Rothschild en Warburg.
Ze wilden een monopolie op de geldcreatie tegen rente in de VS. De overheid zou bij deze bank moeten aankloppen voor nieuw geld. Van iedere gecreëerde Amerikaanse dollar ging een vast percentage direct naar deze superrijken. Ze noemden het de Federal Reserve Bank, zodat het niet erg privaat klonk en mensen dachten dat het een overheidsinstantie was.
President Wilson en veel Democraten hadden hier weinig fiducie in. Prima, dachten JP Morgan en consorten, dan stemmen we erover als ze rond de kerstboom zitten. De wel aanwezige congresleden hadden geen idee dat ze zojuist het financiële landschap hadden overgeleverd aan geldbeluste rijken door voor te stemmen. Deze scheme wordt ook wel “The creature from Jekyll Island” genoemd.
Het voordeel van dit systeem was dat bankruns nu vrijwel onmogelijk werden. De Federal Reserve Bank kon onbeperkt dollars printen en banken ondersteunen waar nodig. De overheid kan ook onbeperkt geld lenen van ze en het geld stroomt met bakken tegelijk bij deze private bank binnen op kosten van het volk.
Centrale banken in Europa zijn bijna allemaal in handen van de overheid, behalve in Zwitserland (100% in private handen) en in België (50%). Commerciële banken hebben echter ook het recht om fiat geld uit het niets te creëren, zo lang ze een fractie eigen vermogen in kas hebben. Bankruns zijn dan mogelijk, zoals bij de Dirk Scheringa Bank, of de collapse tijdens de economische crisis in 2008.
De centrale bank wordt geacht de geldvoorraad van de nationale valuta in de gaten te houden zodat er geen aanzienlijke geldontwaarding plaats vindt. Als er ongelimiteerd geld bij wordt gedrukt kan dat de economie schaden en de koopkracht vernietigen.
Met de komst van cryptocurrency wordt er wellicht ooit een nieuwe weg ingeslagen. Met Central Bank Digital Currency (CBDC) wordt papiergeld feitelijk ingeruild voor digitaal geld, cryptovaluta.
In de historie van fiat currency is er nog nooit een currency geweest die de tand des tijds heeft weten te doorstaan. Elke soort fiat geld heeft een roerige periode van hyperinflatie en ondergang gekend. De fysieke grondstof voor fiatgeld is dan ook meestal zonder intrinsieke waarde.
Het traditionele financiële systeem heeft meestal een beperkte liquiditeit en is niet gedecentraliseerd, waardoor men wel eens zou kunnen vluchten in Bitcoin en andere cryptocurrencies in landen waar het vertrouwen in de regering en overheden laag is.
Cryptocurrency en blockchain kunnen de cycli van opgang en ondergang van fiatgeld doorbreken. De vraag is echter of banken, burgers en regeringen hierop zitten te wachten. De toekomst zal het leren.